Per 1 juli 2015 geldt er op basis van art. 7:611a van het Burgerlijk Wetboek een expliciete inspanningsplicht voor de wetgever wat betreft scholing. Dit artikel luidt als volgt:
Artikel 611a
“De werkgever stelt de werknemer in staat scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen.”
Uitgangspunt van de introductie van de expliciete verwoording van deze plicht in de wet, is onder andere dat in de huidige maatschappij specialismen – en al wat daarmee samenhangt – zich snel ontwikkelen. Een werknemer zal dan ook scholing moeten blijven ontvangen, om zo de ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden. Deel van het goed werkgeverschap is dan ook dat de werkgever cursussen en scholing aanbiedt aan de werknemer.
Wat nu te zeggen van de kosten welke er gepaard mee gaan? En wat nu van de tijd welke de werknemer er in steekt als dit vrije tijd betreft?
De kosten van de cursus of scholing dient door de werkgever gedragen te worden. Bedenk wel, indien de cursus of scholing noodzakelijk is voor de functie kun je dit als werknemer niet zomaar weigeren. Hier staat wel tegenover dat de vrije tijd die je in de cursus/opleiding steekt op de een of andere manier door de werkgever vergoed dient te worden. Of het nu middels het uitbetalen van uren is dan wel door je alsnog een vrije dag – dan wel dagen – toe te kennen.
Belangrijk is dat werknemers up to date blijven. Een actieve houding van de werkgever – alsook bereidheid van de werknemer – is dan ook essentieel op dit gebied.
Never stop learning!
Mw. mr. T.M.M. Plukaard
Recent Comments